oceanium
en
de hemel waar wij niet in geloofden
golfde boven onze hoofden: een gewemel
van vleugeloze engelen, maar met vinnen
zwemmend in een zeeblauwe lucht
alsof daarboven iemand zat te hengelen
zo nam mijn vreugdeloze ziel een duik-
vlucht en ik verzuchtte: kon ik maar als vis
herboren worden in dit aquarium
zoveel beter dan het Elysium, weetjewel?
die gore sauna, heet als de hel, bij Bleiswijk?
en jij, schoon als Beatrijs, zei: kijk!
daar zwemt een school vissen constant
in ‘t rond als jubel-engelen rond de Heiland
verdomd: je toonde mij het paradijs