Draaimolen

met de pen op het papier
wordt de hand een scharnier
waar een deur op opendraait
als de geest hem openzwaait

als de zachte ademhaling
van een diep slapend kind
dat in dromen woorden vindt
voor wat het niet begrijpt

als de zwoele zomeravondwind
door de open ramen waait
en de deur komt op een kier
stap er door van hier

naar hier en nu: ruimte en tijd
hebben zich geplooid alsof
je nooit bent weggeweest
uit de werkelijkheid

de malle molen waar je
op een houten paardje rijdt
terwijl je naar je ouders zwaait
tot ook jij bent uitgedraaid

en je ziet dezelfde kamer
maar in een ander licht
dezelfde hand die op de tafel ligt
net nog tollend als een spil

(inkt verspillend in het rond
als een derwisj zich van de grond
optillend) die ligt nu stil
op een gedicht en je hart bonkt
als een hamer